Een paar jaar geleden belandde ik
met een vriendinnetje in een schemerige buurt van Amsterdam.
Dat vind ik sowieso al verraderlijk aan Amsterdam. Zo loop
je nog vrolijk tussen het winkelend publiek en twee straten
verder sta je ineens oog in oog met een dame in haar ondergoed
die vraagt of je bij haar naar binnen komt.
Ergens in zo'n buurt stuitten wij
toen op een winkel die uitsluitend condooms verkocht. Ik moest
glimlachen. Dat is uitgekiend ondernemerschap, hoor. Een condoomwinkel
op de Wallen is net zo briljant als een ijscokar in de zomer
aan het strand en een patatkraam op de kermis. Er is altijd
vraag naar. Toen ik die gedachte eens door mijn hoofd liet
rollen, merkte ik, dat ik struikelde over het woord 'condoomwinkel'.
"Het ligt niet echt lekker in de mond," zei ik tegen
de vriendin, me pas achteraf bewust van de flauwe woordgrappen
die hier op de loer lagen. Ze wees naar boven. "Daarom
heet het ook niet zo," glimlachte ze. Ik volgde haar
vinger naar het uithangbord.
De winkel noemde zich trots een 'condomerie'.
Daarmee kreeg het een net zo onschuldige uitstraling als,
ik noem maar wat, een brasserie. Ja, zo wordt de condomerie
gewoon één van de tussenstops op een boodschappenlijstje.
Dan kun je als zeventienjarige met een gerust hart tegen je
moeder zeggen, dat je even langs de bakker, de condomerie
en langs de slager gaat. Hooguit vraagt je moeder dan, of
je twee krentenbollen meeneemt. Maar lastige vragen over wat
jij nu in hemelsnaam met condooms moet, die krijg je niet.
Condomerie is een mooi eufemisme, onschuldig en toch met panache.
Dat uithangbord ging op de foto. En
telkens als ik door die fotomap op mijn computer blader, is
daar altijd mijn glimlach. Condomerie doet me denken aan een
ander, prachtig bedekt woord. Onanie. Ik kwam het tegen bij
het maken van een boekverslag op de middelbare school. Schrijvers
van vóór de oorlog hadden het niet over rukken
of masturberen, zeker niet, zij hadden het over onaneren,
afgeleid van de Bijbelse figuur Onan, die onder geen enkel
beding kinderen bij de weduwe van zijn overleden broer wilde
verwekken. Blijkbaar vond ik het een cool woord, want ik gebruikte
het volop in mijn boekverslag. Mij was even ontgaan, dat ik
het verslag ook in de klas moest voorlezen.
"Wat is onaneren?" was de
eerste en enige vraag die na afloop uit de klas kwam. En ik
mocht dat met een rode kop uitleggen. Los van schrijvers van
vóór de oorlog kent vrijwel niemand dat woord
meer. Het is bijna alsof je een soort geheimtaal spreekt.
Dat je in een vol café opstaat, op luide toon roept,
"Ik ga even onaneren," en dat iedereen denkt, dat
je te veel hebt gedronken en moet plassen. Of dat je aan een
vriend op MSN vertelt, dat je vanavond trek hebt in een potje
onanie en dat hij aanneemt, dat het een variant op origami
is.
Een paar jaar later stuitte ik tijdens
mijn studie op nog zo'n woord. Zo'n relatief obscuur, in onbruik
geraakt woord. Het kwam ter sprake tijdens het vak Strafrecht,
zomaar terloops en totaal niet belangrijk voor het tentamen,
maar ik heb het altijd onthouden. Souteneur. In de volksmond
noemen we dat een pooier, maar geef toe, de ouderwetse term
klinkt heerlijk braaf. Het heeft wel iets deftigs. Zet het
op je visitekaartje en iedereen neemt aan, dat je in het souterrain
werkt van een makelaarsbedrijf in Laren. Ik zie het al voor
me, een kandidaat die bij Lingo verkondigt, dat hij Harry
heet, achtendertig is en werkzaam is als souteneur. Niemand
die raar opkijkt. Niemand.
Het zou een bericht op Twitter kunnen
zijn. 'Ben aan het onaneren. Straks eerst langs de condomerie
en dan een afspraak bij de souteneur.' Honderden volgers die
dat lezen en hun schouders ophalen. Fantastisch! Die ouderwetse
woorden als de ultieme geheimtaal, die obscure termen als
geheime handdruk van de Nederlandse taal.
Wat mij betreft, kan het trouwens
niet hard genoeg gaan, dat in onbruik raken van bepaalde woorden.
Stiekem hoop ik op wat scheldwoorden. Veel moderne verwensingen
gaan alleen over ziektes, dat is niet zo interessant, maar
weinig scheldwoorden hebben het panache van kloothommel. Zou
het niet geweldig zijn als ik dat in een gesprek kon laten
vallen en de mensen om mij heen zouden denken, dat ik het
heb over het neefje van de fruitvlieg? Ik verheug me erop.
Nu al.