Wat is dat toch, de geluiden die sommige
mannen maken als ze op het toilet zitten? Ben ik dan zo afwijkend
dat ik dat nooit doe, of heb ik gewoon iedere keer pech als
ik op een openbaar toilet naast me zo'n kerel tref die zo
hard puft, kreunt en steunt, dat het lijkt of hij alvast aan
het oefenen is voor de bevalling van zijn vriendin? Het is
dat ik na het ontbijt hier op Schiphol nodig moest en dat
ik zo een vlucht van zeven uur voor de boeg heb, anders had
ik het wel geweten. De man in het hokje naast me kreunt alsof
hij een orgasme heeft gehad.
Het is vroeg op de luchthaven, maar
bij de gate voor de vlucht richting New York is het al aardig
druk. Terwijl het buiten langzaam licht wordt, spetter ik
nog wat water op mijn gezicht en ik voeg me bij de overige
reizigers. Want inderdaad, ik ga naar de Big Apple, de stad
die acht jaar geleden mijn hart stal en zes jaar geleden,
een paar weken na 11 september, dat dunnetjes overdeed. Mijn
vader gaat met een clubje van zijn werk de marathon weer eens
lopen en omdat mijn moeder vliegtuigen uitsluitend leuk vindt
zolang zij daar niet in zit, mag ik mee als supporter.
Eenmaal in het vliegtuig, zo op een
hoogte van tien kilometer, maak ik de stoelriem los. Ik wrijf
over mijn benen, die blijkbaar een lengte hebben waar geen
vliegtuigontwerper ooit rekening mee heeft gehouden omdat
ik ze altijd op anatomisch onmogelijke manieren moet opvouwen.
Tijdens mijn wandeling door de te nauwe gangpaden werp ik
jaloerse blikken op de passagiers in de eerste klas. Zij hebben
wel beenruimte, maar zij hebben dan weer stuk voor stuk van
die korte beentjes, dat ze het niet nodig hebben. Het is niet
eerlijk.
Helemaal links vooraan tref ik Thomas
Acda, die vlak voor mij incheckte. Dat deed hij zonder Paul
de Munnik. Wat ik knap vind, want ik heb lang gedacht, dat
zij met hun stembanden aan elkaar vergroeid waren. Hij hangt
onderuit, weer die vervloekte beenruimte, met in zijn oren
de zo onmiskenbaar witte dopjes van een iPod. Zou hij naar
zijn eigen muziek luisteren? Of ben ik gek dat ik als vertaler
wel altijd mijn eigen strips lees? Eén van de marathonlopers
heeft de nieuwe Donald Duck pocket in zijn handen. "Ah,"
zeg ik, "je leest mijn werk." Hij knikt, maar ik
zie aan de blik in zijn ogen dat hij me nog eerder zou geloven
als ik zeg, dat ik de reïncarnatie van Carl Barks ben.
Pas een halfuur later hoor ik hem weer. "Hey, je naam
staat hier voorin. Je hebt het ook écht vertaald!"
Twee saaie films en een ongekend smerige
maaltijd later staan we in de aankomsthal van JFK International
Airport. Het is de kant van het vliegveld dat nog steeds wordt
verbouwd en dat is hard nodig, ook. Het gebouw van Delta Airlines
heeft de vorm van een vliegende schotel, eentje die daar sinds
de Koude Oorlog staat en door niemand ooit is schoongemaakt.
Afgebladderde stukken verf wapperen in de wind. Gelukkig dat
bij de douane een irisscan en een elektronische vingerafdruk
zijn afgenomen, anders had ik helemaal het gevoel dat dit
de vorige eeuw was.
New York, New York. Het voelt alsof
ik hier gisteren was. Of eergisteren? Dat is het vreemde aan
reizen naar deze stad: door het tijdsverschil kom je altijd
bijna net zo laat aan als je bent vertrokken. Mijn interne
klok slaat daarvan op hol. Mijn lichaam is al een lange dag
wakker, maar de klok vertelt mij, dat het pas ochtend is.
Daarom kuier ik later, wanneer de groep marathonlopers in
het hotel op 25th Street is ingecheckt en de koffers zijn
uitgepakt, stevig gapend over straat. We zijn op weg naar
het Convention Center, waar de lopers hun spullen voor komende
zondag kunnen ophalen en, uiteraard, tassen vol gratis rommel
kunnen scoren.
Ergens ter hoogte van Chelsea Park
gooit een oude vrouw brood naar de eekhoorns. Dan ziet ze
ons. Wat een indrukwekkend schouwspel moet zijn geweest; we
lopen per slot van rekening allemaal in dezelfde oranje jassen
met het bedrijfslogo in het wit op de rug. Toch denk ik, als
ik haar verwarde blik en verwilderde haar zo zie, dat ze ook
zonder ons al een beetje van slag zou zijn. Ze knijpt met
haar ogen, steekt een vinger naar mij uit en fluistert, "The
age of the May daisies has ended." Alsof ze me net deelgenoot
heeft gemaakt van het uitsterven van een heel ras geheime
bloemenelfjes. Een waarschuwing. En daar ben ík dan
weer een beetje van slag door.