Als we binnenkomen, zien we het meteen.
Het restaurant zit vol, de tafeltjes voor vier zijn stuk voor
stuk bezet. De warmte van de drinkende, etende en pratende
mensenmassa valt als een deken over onze schouders. Zachtjes
tintelen mijn oren na van de vrieskou buiten. Daardoor hoor
ik bijna niet dat de ober vertelt, dat we best aan de ronde
tafel in het midden mogen zitten. Die is normaal bestemd voor
grote groepen, maar op dit moment zitten daar alleen een man
en een vrouw aan een kop koffie. Wij knikken. Daar willen
wij wel zitten. De tafel is immers groot genoeg.
Bij het bestellen van de drankjes
valt mijn oog weer op de man en de vrouw die schuin tegenover
ons zitten. De man heeft zijn rug naar mij toe gekeerd, de
vrouw is bij nader inzien eerder een meisje en ze luistert
aandachtig naar zijn verhaal. Voor haar op tafel ligt een
notitieblokje, waar ze af en toe wat in schrijft. Tegen de
tijd dat onze drankjes voor ons worden neergezet, besteed
ik verder geen aandacht meer aan het tweetal.
Vroeger, toen ik elke week columns
schreef en elke dag het halve internet onder weblogde, zou
mijn hoofd zijn veranderd in een snelkookpan aan wilde ideeën
en rijke fantasieën over mannen die vreemdgaan met meisjes
die toch minstens een jaar of twintig jonger zijn. Halverwege
het hoofdgerecht zou ik al een insteek voor een verhaal hebben
bedacht, nog vóór het toetje zou de structuur
van de column hebben vastgestaan. Maar nu niet. Ik luisterde
niet eens naar wat de man en het meisje tegen elkaar zeiden.
Ook niet stiekem. Met een glimlach op mijn gezicht prik ik
mijn vork in een stukje kip waar de damp vanaf slaat. Gek,
denk ik, hoe snel zoiets kan veranderen.
De bodem van de stoofpot vol kip en
rijst komt in zicht. Terwijl ik met mijn mes de restjes van
de zijkant schraap, staat de man naast me aan tafel op. Hij
glijdt in zijn jas, wikkelt een sjaal om zijn nek en geeft
het meisje waarmee hij heeft zitten praten een hand. Het is
een beleefde hand. Niet de hand van een man die de afspraak
heeft gemaakt voor een wilde avond buitenechtelijke seks,
laat staan zoiets heeft overwogen. Weer krult een glimlach
mijn lippen. Als columnist nam ik vaker een loopje met de
feiten, ik liet mezelf ooit fictief onder behandeling staan
van een psychiater, dus zoiets onbeduidend als een beleefde
hand zou mij vroeger zeker niet hebben weerhouden van een
sappig verhaal over een rendez-vous tussen twee geheime geliefden.
Wanneer de man is vertrokken, pakt
het meisje de spullen bij elkaar. Pen en notitieboekje verdwijnen
in de tas waar ze haar handschoenen uit haalt. Na het dichtknopen
van haar jas buigt ze heel even over de tafel heen. "Ik
weet niet of jullie het hebben gezien," fluistert ze
op samenzweerderige toon, "maar jullie hebben net aan
tafel gezeten met de directeur van Schiphol." Verbaasd
kijken we op. "Ja," glimlacht ze, "dat vond
ik zó stoer, dat móest ik gewoon even vertellen."
Ze vertelt dat ze hem interviewde voor haar eindscriptie en
dat ze dat moment niet kon laten passeren zonder dat ze het
aan minstens één iemand hier had verteld.
"Als ik nog zou webloggen,"
zeg ik even later als de tafel voor ons tweeën is, "zou
dit morgen op internet staan." Waarschijnlijk zou ik
de waarheid geweld aandoen en erbij bedenken, dat ik het meisje
zou hebben gevraagd of zij wel enig idee had met wie zij aan
één tafel had gezeten: dé beruchte columnist,
weblogger en stripvertaler van Nederland. Maar ja, met mijn
weblog ben ik gestopt. En mijn columns, vorig jaar is daar
totaal niets van terechtgekomen. Ik werd verliefd, was geen
weekend meer thuis en dacht nauwelijks meer aan schrijven.
Waarom eigenlijk? Dacht ik dat schrijven
en genieten niet samen konden gaan? Was de pen, het toetsenbord,
een geliefde die ik niet kon delen met een liefde van vlees
en bloed? Te lang heb ik me verborgen achter smoezen over
geen tijd en veel deadlines. Op dat moment, daar aan de ronde
tafel in het restaurant, neem ik het besluit. Ik wil hierover
schrijven. In een column, net als vroeger. Ik wenk de ober
dat we het toetje willen bestellen en voel van binnenuit een
gloed die méér is dan de warmte na een goede
maaltijd.