"Ja, ik ga je pakken! Ik ga je
pakken!" klinkt het plotseling achter me. Terwijl ik
de dopjes van mijn iPod uit mijn oren haal, kijk ik vertwijfeld
op. Het strakke ritme van Dredg maakt plaats voor het oorverdovende
gejoel van een jongen en een meisje. Ze zijn zojuist het schoolplein
af komen rennen en stuiven op volle vaart rakelings langs
mijn benen. Via de stoep en het fietspad belanden ze op een
grasveldje aan de overkant.
Het jongetje is hooguit een jaar of
zes. Hij giert het uit van het lachen. Het meisje, dat net
zo oud is en nog altijd roept dat ze het jongetje gaat pakken,
gaat zó op in haar klopjacht, dat ze bijna wordt geschept
door een hond die twee stappen naar links zojuist zijn behoefte
heeft gedaan. Ze ontwijkt hem op het nippertje. Ja, door het
maken van twee stappen naar links. Heel even staat het meisje
stil. Ze kijkt naar haar vieze schoen, haalt haar schouders
op en zet het weer op een lopen. Inclusief bijbehorend gejoel.
"Ik ga je pakken! Ik ga je pakken!"
Hoe houden kinderen dat vol? De hele
dag maar rennen en gillen. Daar moet ik niet aan denken! Na
een uur zou ik geen stem hebben en na twee uur rennen, kun
je mij een dag lang aan het infuus leggen. Ook ik haal mijn
schouders op. Ik stop de dopjes weer in mijn oor, laat de
drumritmes opnieuw tot mij komen en loop door. De hond van
het grasveldje rent om mij heen. Hij kwispelt, laat zijn tong
uit zijn bek hangen en drukt zijn natte neus in mijn kruis.
In feite zijn honden niet meer dan kinderen die de hele dag
rennen en joelen. Het baasje van de hond fluit, waarop het
wandelende kwijlspoor rechtsomkeert maakt.
Eenmaal bij de bushalte zie ik dat
het joelende meisje het joelende jongetje heeft achterhaald.
Het is haar gelukt, ze heeft hem gepakt. Als beloning pakt
ze het kleine mannetje met rode wangen ook nog eens vol op
de mond. Even zwijgen de twee. Dan rennen ze samen terug naar
het schoolplein, uiteraard joelend op het volume van het plaatselijke
luchtalarm. Het beeld blijft me lang achtervolgen. Zelfs in
de bus spoken de twee door mijn hoofd.
Want ik moet toegeven, al dat geren
en gejoel mag dan wel vermoeiend zijn, het is een heel stuk
overzichtelijker. Als een meisje een bepaalde jongen erg leuk
vindt, roept ze gewoon dat ze hem gaat pakken. Dan rennen
ze een paar minuten gillend achter elkaar aan en dat eindigt
met een zoen. Heerlijk, toch? Waarom kan dat blijkbaar niet
meer zodra we ouder zijn? Waarom zijn we dan veroordeeld tot
die rituelen van kroeg of danstent, die vreselijke paringsdans,
die stomme vleeskeuring? Zo stond ik vorige maand ook weer
in die disco. Met vlak voor me een meisje dat onder geen enkele
voorwaarde het oogcontact wilde verbreken.
Ze lachte, ze danste wat en bleef
kijken. Ik lachte terug, danste wat mee en bleef ook kijken.
Want wegkijken, dat durfde ik niet. Stel je voor dat ik haar
zou kwetsen door het afwenden van mijn blik. Dat heb ik liever
niet op mijn geweten. Aan de andere kant, voor hetzelfde geld
keek ze me zo indringend aan omdat ze juist wílde dat
ik ergens anders naar zou kijken. Voor hetzelfde geld was
haar blik een blik van 'heb ik soms wat van je aan?' Dat laatste
leek me sterk, want veel had ze nu ook weer niet aan. Maar
toch. Ik wist het niet. Op dat moment had het mij mooi geleken,
de logica van een zesjarige. Even joelen, wat rennen en daarna
flink zoenen. Prachtig.
Vlak voor de supermarkt stap ik uit
de bus. Ik pak een mandje en begeef me door de gangpaden met
fruit, groente en de andere dagelijkse benodigdheden. Om de
hoek wordt het vak zuivel geblokkeerd door een boodschappenwagen.
Bij die wagen hoort een meisje met kort donker haar. Ik herken
haar. Ze heeft meer kleren aan, maar niettemin herken ik haar.
Het is het meisje uit de disco. Ik kijk om me heen. Wat zou
ik nu graag 'ik ga je pakken!' roepen. Gewoon, om te zien
of het kán.
Ik zet mijn mandje op de grond. Schuifel
zo onopvallend mogelijk naar haar toe. Zodra ze me ziet, draait
ze zich naar me toe. Ze glimlacht. Precies als toen. "Hoi,"
zegt ze. En ik adem diep in.