"Jij bent toch die schrijfster
die Rob Oudkerk heeft gewipt?" roept een brutale Amsterdamse
student ons na op de hoek van de Bijenkorf. Heleen van Royen
negeert hem en kruipt onder mijn paraplu, maar ik vind het
wel grappig. Vooral de woordkeuze. Heleen heeft Rob helemaal
niet gewipt. Dat mocht hij willen! Voor het bevredigen van
zijn vleselijke geneugten moest arme Rob na werktijd langs
pornosites surfen. Op de computer van de gemeente. Als hij
hitsig werd, ging hij naar de hoeren.
Halverwege december vertelde de wethouder
dat in een onbevangen moment aan Heleen. Zij schreef daar
een column over en dat kostte Rob zijn baan. De twee hadden
meegedaan aan het Groot Dictee, hadden nogal slecht gescoord
en waren wat gaan drinken. Even foeteren over de belachelijke
spellingsregels of roddelen over wie ze hadden zien spieken.
Een paar biertjes later kwam de stoere praat. Heel begrijpelijk,
want zo gaat dat in het bijzijn van een mooie vrouw, maar
zoiets doe je dus niet met een schrijfster. Wat je ook vertelt,
je weet dat je verhaal in een column opduikt. Iederéén
weet dat. Sterker, sinds ik columns schrijf, zeggen mijn vrienden
nooit meer wat.
Met Heleen is het anders. We hebben
elkaar vorig jaar ontmoet bij de kassa van onze favoriete
seksshop op de Wallen. Puur toeval, want ik kom meestal alleen
op de zaterdag, terwijl zij altijd op dinsdagavond gaat. We
herkenden elkaar natuurlijk meteen en voelden ons betrapt.
In het ondeelbare moment dat onze ogen elkaar vonden, sloten
we een pact: dit blijft onder ons. Twee columnisten, één
geheim. We wisselden telefoonnummers uit, gingen nog een hap
eten en ontdekten dat we in de kalmte van onze wederzijdse
zwijgplicht honderduit konden praten over de dingen die ons
bezighouden. Het was net of we elkaar al jaren kenden. Sindsdien
gaan we samen naar de seksshop.
Ook op deze regenachtige dinsdagavond
maken we ons rondje. Heleen heeft geen spijt van de column
over Rob. Tussen de lingerie en de latex speeltjes vertelt
ze de gênante anekdotes over andere bekende Nederlanders
die haar allerlei intieme details over hun seksuele aberraties
hebben toevertrouwd. Bij haar verhaal over Jan Peter Balkenende
moet ik zo lachen, dat ik per ongeluk een stapel dildo's omver
gooi. "Laat maar," zegt de man achter de kassa,
"dat ruim ik morgen wel op." Hij maakt intussen
deel uit van ons complot. Hij is in zijn nopjes met de klandizie,
dus zo snel zal hij niet uit de school klappen over onze escapades
door het hormonale epicentrum van Amsterdam. Bovendien schrijft
hij geen columns. Volgens mij heeft hij niet eens een eigen
site.
Als altijd eindigt de avond in een
kroeg op het Leidseplein, waar ik een boekje opendoe over
de stripwereld. Van de tekenaar die een fan heeft geslagen
tot de uitgever die van plasseks houdt; het is genoeg voor
wel dertig columns. Heleen wrijft een traan van het lachen
uit haar oog. "Ga door," giechelt ze. Na een wijntje
kom ik los. Ik spaar niemand. Met gloeiende wangen vertel
ik over een vriendin die onlangs in een blonde bui een dvd
voor een cd aanzag, in paniek raakte toen haar stereotoren
het niet kon afspelen en dat schijfje vervolgens een week
lang bij familie, vrienden, kennissen en wildvreemden in de
cd-speler heeft staan proppen. Op fluistertoon voeg ik toe,
dat als ik die anekdote ooit in een column verwerk, ik automatisch
mijn doodvonnis teken.
Onze vingers jeuken. We hebben intussen
zulke grote geheimen gedeeld, dat één enkele
column over elkaar het einde van onze carrières betekent.
Heleen typt op een denkbeeldig toetsenbord en vraagt of ik
het geen enge gedachte vind dat iemand zo veel macht in de
vingertoppen heeft. "Als dat allemaal ooit uitlekt, kun
je op zoek naar een nieuwe baan," plaagt ze. Ik zeg dat
het niet uitmaakt. Dat ik voor mijn columns de gekste dingen
uit mijn duim zuig en dat iedereen zal denken dat ik het heb
verzonnen, zelfs al is het waar. "Maar onze bezoekjes
aan de Wallen, dan?" vraagt ze. "We gaan toch al
een jaar samen naar de seksshop? Iedereen in de buurt weet
dat!"
"Jawel, maar ook dat heb ik allemaal
verzonnen."
Heleen is met stomheid geslagen. Ik
geef een geruststellende zoen op haar voorhoofd en vraag de
serveerster om de rekening.