Na een korte pauze kom ik sinds eind
vorig jaar weer met enige regelmaat in Amsterdam. Altijd fascinerend,
want nergens is het zo mooi mensen kijken als in onze hoofdstad.
Je loopt binnen enkele seconden van het ene uiterste naar
het andere. Zo wandel je door een strak met pasteltinten gerenoveerde
buurt en een verkeerde afslag verder sta je zomaar tussen
de hoeren.
Winkelstraten als de Kalverstraat
en de Leidsestraat doen het prima, want wat je daar voor een
divers volk tegenkomt--! Vooral in de zomer, wanneer de kleding
iets strakker en iets korter kan, is het naar gelang je voorkeur
een kermis van plaatsvervangende schaamte of plaatsvervangende
lust. Dat je langs zo'n trendy modezaak kuiert (eentje met
een veel te harde housebeat uit de speakers) en je iemand
met een combinatie naar buiten ziet komen dat je meteen weet,
dat aan die verkoop geen enkele spiegel te pas is gekomen.
Of wat dacht je van het chagrijnig kijkende echtpaar dat van
warenhuis naar warenhuis sjokt met tien tassen speelgoed voor
de jengelende kinderen? Het hoort erbij. Het geeft Amsterdam
kleur.
In die stad vol excentrieke excessen
kunnen vreemde dingen de aandacht trekken. Zo liep ik laatst
over de Dam toen ik aan de overkant een meisje zag dat zichtbaar
had gehuild. De korte blik die ik bij het passeren op haar
gezicht wierp, bevestigde dat. Het zwoele zonlicht weerkaatste
in haar tranen en gaf haar blauwe ogen een soort etherische
glans. De rode plekken om haar ogen zorgden voor het schrille
contrast. Het was een ontroerend beeld dat ik die dag niet
kon vergeten.
Daarbij ben ik nieuwsgierig. Als ik
iemand zie huilen, wil ik weten waarom. Had haar vriendje
het zojuist bruut uitgemaakt? Had ze die ochtend een tentamen
verknald? Kwam ze terug van haar werk omdat een oma op sterven
ligt? Even dacht ik aan de mogelijkheid dat het een heroïneprostituee
was die haar shot had gemist (het is en blijft toch Amsterdam),
maar dat beeld klopte niet met de werkelijkheid. Dit was een
meisje van hooguit vijfentwintig, met nette doch onopvallende
kleren, een blonde paardenstaart en een tasje. Het type dat
je verwacht in de supermarkt, naast je in de bioscoop of op
de sportschool... maar niet huilend in de binnenstad.
Zouden het tranen van geluk zijn geweest?
Ik denk van niet. Zo cynisch ben ik dan ook wel weer. Terwijl
politici ons een economische recessie aanpraten, houden wij
ons namelijk bezig met het mekkeren, mopperen en kankeren
over het weer. Is het te nat, dan drijft Limburg weg. Is het
te droog, dan vergaan de heipalen in Leiden. Is het te koud,
dan mislukt de oogst. Is het te warm, dan sterven de bejaarden.
We hebben één van de heerlijkste zomers van
de laatste eeuw achter de rug en Nederland zeikt zich suf.
Enkele meteorologen voorspellen voor deze herfst al overstromingen
van Bijbelse proporties, omdat de droge bodem de regen niet
aan kan. Het is ook nooit goed.
Dat na regen zonneschijn komt, werd
onderstreept toen ik krap een week na mijn bezoek aan Amsterdam
de voetgangerstunnel onder treinstation Utrecht Centraal betrad.
Ergens tussen spoor 14 en spoor 10 daalde een meisje van de
trap dat na het vrolijk uitzwaaien van een vriend, een collega
of desnoods haar SM-minnaar zo'n stralend mooie binnenpretlach
tevoorschijn toverde, dat ik het beeld die dag niet kon vergeten.
Het was zeker geen in hogere sferen verkerende zwerver. Dit
was een meisje van hooguit vijfentwintig, met nette doch onopvallende
kleren, een donkere paardenstaart en een tasje. Het type dat
je verwacht in de platenzaak, naast je in de bus of voor je
in de rij bij de bank... maar niet glunderend in de binnenstad.
Aan het begin van deze reeks columns
riep ik provocerend, dat Nederland geestelijk, moreel en sociaal
volkomen failliet is. Volgens mij meende ik het nog ook. Maar
als tegenover elke regendruppel een zonnestraal staat, kan
ik dan wel blijven volhouden dat het zo slecht gaat? Dan kijk
ik toch echt naar de verkeerde dingen. Dan ben ik zo gewend
aan het mekkeren, mopperen en kankeren, dat ik blind ben voor
al het moois. Zonder goed geen kwaad, zonder licht geen duisternis.
Zonder huilend meisje in Amsterdam geen glimlachend meisje
in Utrecht.
Het geestelijk failliet? Mwoah, dat
valt best mee!