Met stijgende verbazing volg ik de
berichtgeving over het wapengekletter in Afghanistan. Het
ene dorpje plaggenhutten is nog niet met de rotswand gelijkgemaakt
of de volgende nederzetting valt ten prooi aan de Noordelijke
Alliantie. Amerikaanse overheidsfunctionarissen zitten met
de handen in het haar. Zij zijn een logge bureaucratie gewend
en hadden totaal niet gerekend op deze bliksemoorlog. Ja,
de één had een memo verstuurd en de ander had
een brainstormsessie met het departement gepland, maar dat
moest worden goedgekeurd door sigaarrokende directeurs die
net voor een driedaagse golfclinic uit de stad waren.
In een half tussen de schreeuwerige
krantenkoppen verborgen inzetje lees ik dat 'Taliban' letterlijk
'studenten' betekent. Het verbaast me niets. Als ergens ter
wereld een politiek binnenbrandje woedt, een land wordt stilgelegd
of een stevige opstand de kop opsteekt, kun je er een brief
anthrax op innemen dat het om de plaatselijke studenten gaat.
Of ze nu gelijk hebben of juist heel foute ideeën hebben,
ze staan ergens voor en willen daar vurig voor strijden. Volgens
mij is Nederland het enige land ter wereld waar studenten
helemaal nergens voor staan. Alcohol erbij, beetje schudden
en ze weten niet eens meer hoe je 'principes' schrijft.
Want wat hebben de Nederlandse studenten
de afgelopen tien jaar gedaan? Okay, ze hebben een keertje
Utrecht Centraal platgelegd. Was best leuk. Ik was erbij,
voelde me een anarchistische held en stond op de eerste rang
toen de ME het terrein op kwam rijden. Maar een treinstation
platleggen, dat stelt natuurlijk geen flikker voor. De NS
doen dat wekelijks. Daar hebben ze geen studenten voor nodig.
Grappig genoeg houdt zo'n groep opstandige
studenten het nooit lang uit. Ook de Taliban niet. Waarom
niet? Tentamens! Heb je net de laatste resten verzet gebroken,
heb je een laatste spastische stuiptrekking van publieke ongehoorzaamheid
bloederig neergeslagen, zit je met een glas champagne in je
hand in de presidentiële suite, belt je moeder via de
hotline: "Vergeet je niet dat je volgende week tentamens
hebt, lieverd?" Die geestelijk leider van de Taliban,
mullah Omar, zit momenteel gewoon heftig te blokken. Meer
een geestelijk lijder, dus. En maar zeuren of die bombardementen
zachter kunnen, want zo kan hij zich niet concentreren. Vooral
voor het vak geschiedenis herschrijven staat hij slecht.
Wat begon als een strijd tegen het
terrorisme, is uitgelopen op een door de Amerikaanse overheid
gesubsidieerde staatsgreep in Afghanistan. De Taliban valt,
de Noordelijke Alliantie krijgt het land op een gouden presenteerblaadje
aangereikt en intussen is Bin Laden nog altijd flink spoorloos.
Gelukkig heeft Nederland een geheim wapen: minister Frank
de Grave. In gedachten zie ik hoe Bin Laden verward naar zijn
kleine beeldscherm wijst. "Is dit de Muppet Show?"
vraagt hij zijn collega-tulband. "Nee, dat is Nederlandse
televisie," is het antwoord. "Dat is hun minister
van Defensie. Hij zegt dat hij Nederlandse troepen hierheen
stuurt." De autoriteiten kunnen de meesterterrorist binnen
een week proestend van het lachen op hun stoep verwachten.
Dit is toch het ideale moment voor
een studentengrap? Dat de woordvoerder van de Taliban morgen
in een speciale persconferentie bekendmaakt dat het stoffelijk
overschot van Bin Laden is gevonden, ergens in de puinhopen
van Kandahar, maar dat het lijk naar goed Tilburgs voorbeeld
stiekem van een totaal ander iemand is. Amerikaanse volk tevreden,
iedereen opgelucht en Bin Laden slijt de rest van zijn dagen
onder een andere naam in de bergen, waar hij het dankzij zijn
internetverbinding via satelliet prima naar de zin heeft.
Toen ik de persvoorlichter van de
Taliban belde en dit voorstelde, bleek dat ze het daar dan
weer niet zo'n leuk grapje vonden.
"Meneer Beemer," begon mijn
psychiater vanochtend, "ik denk dat u klaar bent voor
een terugkeer in de maatschappij. Onze wekelijkse sessies
hebben uitstekend geholpen."
Opgelucht nam ik afscheid, stapte
op de fiets en zette thuis de televisie aan, waar ik een reportage
voor mijn kiezen kreeg over de politieke ambities van Pim
Fortuyn. De gedachte dat deze Brian Michael Bendis van de
Nederlandse politiek in de Kamer komt, was genoeg voor een
knallende kortsluiting in mijn hoofd. Precies vijf minuten
later maakte ik een nieuwe reeks afspraken bij de psychiater.
Gelukkig hadden ze een plekje op de woensdagochtend. Die was
net vrijgekomen.