Vorige week zapte ik van website naar
website, op zoek naar het laatste nieuws uit de comicwereld.
Dat is geen gemakkelijk klusje. Tegenwoordig kan de domste
computeranalfabeet in een handomdraai een site in elkaar zetten
en dat helpt het journalistieke niveau vrij stevig naar beneden.
Tussen alle onzinberichten over comics die niemand wil lezen
en tekenaars waar niemand meer van wil horen, viel één
kop me echter meteen op: 'Marvel announces Wolverine origin
series.'
Blijkbaar hebben Bill Jemas, Joe Quesada
en Paul Jenkins in de ivoren toren van Marvel Comics besloten
dat het tijd wordt voor het levensverhaal van Wolverine. In
gedachten probeer ik me voor te stellen hoe die vergadering
er ongeveer aan toe moet zijn gegaan. Ik zie een voorovergebogen
Jenkins gedwee de opdracht aannemen die geen enkele andere
schrijver aan durfde nemen. Hij weet, na zijn promotie bij
die surfbroekies van Top Cow is dit de enige kans om bij Marvel
in de gratie te blijven. Een traan rolt over zijn wang. Quesada
en Jemas knetteren uit hun ogen van sadistisch genoegen en
geven elkaar een vette high five.
"En dan noemen we die miniserie
Origin," brult Quesada triomfantelijk en heel even voelt
hij een orgastische rilling door zijn lichaam. Ik staar verward
naar het beeldscherm en denk lang en diep na.
Het is de laatste tijd prachtig lenteweer
en dat betekent kermis voor de hormonen. Strakke shirtjes,
korte rokjes, gespierde lichamen; voor ieder wat wils. Zelf
trek ik een grens: er moet nog wel wat te raden overblijven.
Als een strakke snol in haar bikini heupwiegend en te nadrukkelijk
door de binnenstad paradeert, hoeft het voor mij niet. Dat
wíl ik niet weten. Als dan ook van die vacuüm
gezogen viswijven van ruim in de veertig in leren hot pants
voorbij denderen, kunnen de ziekenbroeders me afvoeren. Met
oud zijn, is niets mis, maar ga je dan niet kleden als een
meid van twintig. Bewaar dat maar voor de echtelijke slaapkamer
en val mij daar niet in het openbaar mee lastig. Ik wil het
allemaal niet weten.
Hetzelfde geldt voor de geschiedenis
van Wolverine. Dat wil ik gewoon niet weten. De magie van
dit personage zit juist in dat mysterieuze verleden. In de
gouden tijd van Chris Claremont en John Byrne werd al gespeculeerd
dat onze Canadese mutant dankzij zijn genezende gave een heel
stuk ouder zou kunnen zijn dan iedereen dacht. Niemand wist
precies hoe oud. Honderd jaar? Tweehonderd? Een eindeloze
speeltuin voor de fantasie van de lezers. Zo nu en dan viel
wel een puzzelstukje op de juiste plek, maar het mysterie
bleef. Iedere schrijver die zich waagde aan het vertellen
van de waarheid brandde de vingers. Zij realiseerden zich,
dat zonder het mysterie niets meer overblijft. De top van
Marvel ruikt echter geld en dan zijn ze niet te houden.
Ik verdenk Quesada en Jemas er ook
sterk van dat zij het type man zijn dat op een zonovergoten
terras alle zomerse jongedames met de ogen uitkleedt. Ze vinden
het maar onzin dat er wat te raden over moet blijven en hebben
een ingewikkeld systeem met handsignalen bedacht om elkaar
op naderend vrouwelijk vlees te attenderen. Twee keer op de
tafel tikken betekent een lekker ding recht voor je en een
bewegende pink betekent dat de serveerster inkijk heeft. Dat
soort mannen bepaalt dus wat wij in de stripwinkels zien.
Dat soort mannen bepaalt dat het tijd wordt om de geschiedenis
van Wolverine uit de doeken te doen.
Zoiets is geen tipje van de sluier,
dat is gewoon de hele sluier! Niets moois te raden, niets
spannends meer te fantaseren. In bepaalde kringen wordt dit
ook wel een 'huwelijk' genoemd.
Origin gaat vast verkopen als zoete
broodjes. Daar twijfel ik niet aan. En als Marvel over drie
jaar ontdekt dat iedereen op Wolverine is uitgekeken, zal
ik niet zeggen dat ik had gewaarschuwd. Maar als Jemas en
Quesada dan uit pure wanhoop bij John Byrne aanbellen en hem
vragen of hij Wolverine een nieuw leven en een nieuw verleden
in wil blazen, barst ik in zulk onbedaarlijk schaterlachen
uit, dat ze me in New York kunnen horen.