Het waren goede tijden. Zo eind jaren
negentig leek het wel of geen enkele comic van Image het ooit
echt slecht kon doen in de verkooplijsten. Ook de Nederlandse
vertalingen liepen werkelijk als een trein. Niemand van ons
wist op dat moment echter, dat die trein recht op een ravijn
af aan het denderen was, maar vooruit, dat zijn de details.
In 1998 werkte ik nog in die gelukzalige onwetendheid aan
je eerste vertaalde soloproject Divine Right. Het was een
serie waar ik me persoonlijk voor had ingezet en zodra de
contracten op de tafel lagen, wilde ik het ook zelf vertalen.
Dat mocht, ik kreeg de klus en vol
goede moed begon ik aan de avonturen van Max Faraday. Ik had
een interview gelezen waarin je de serie omschreef als de
klassieke strijd tussen goed en kwaad, maar in een modern
jasje. In de praktijk kwam dat jasje niet verder dan waar
elke zogenaamd moderne comic van eind jaren negentig op bleef
steken: te veel populair en dus ogenblikkelijk gedateerd taalgebruik
en bovenal zo veel mogelijk internet. Niettemin was de uitwerking
domweg dik in orde. Vooruit, je ontkwam niet aan de clichés
van de klassieke strijd tussen goed en kwaad, maar dit was
beter dan de bagger van Christina Z en Alan McElroy.
Om die reden keek ik ernaar uit, elke
twee maanden een prettige vertaalklus. Niet al te veel tekst
per pagina, vlotte dialogen en grappige personages; wat wil
je als vertaler nog meer? Het was een fantastisch vooruitzicht.
Althans, in theorie. Na twee nummers begon het gedonder al.
De Amerikaanse comic liep vertraging op. Jij had het veel
te druk met geld verdienen. WildStorm maakte zich los van
Image en vond een veilig onderdak bij DC, waar jij de leiding
over die nieuwe divisie in de schoot kreeg geworpen. En wanneer
iemand met zijn linkerhand zweepslagen uitdeelt aan nieuwe
slaafjes en met zijn rechterhand zichzelf onophoudelijk op
de borst slaat, houd je weinig tijd meer over voor het schrijven
en het tekenen van je eigen maandelijkse serie. Kwestie van
prioriteiten, snap ik best.
Eerst verscheen Divine Right niet
langer maandelijks, maar eens in de twee maanden. Toen ook
dat weer onbegonnen werk bleek, kortte je de serie in van
een nummer of vierentwintig tot een nummer of twaalf, aangevuld
met twee specials. Op een gegeven moment zat tussen twee Nederlandse
delen een wachttijd van vijf maanden. In de meeste ziekenhuizen
worden mensen ontslagen wanneer dat soort nummers op rapporten
verschijnen! Als klap op de vuurpijl verbrak jij je belofte
dat je deze reeks van het begin tot het einde zou tekenen
en schrijven. Je riep de hulp in van dat ongeleide projectiel
Scott Lobdell als co-schrijver en van talentloze kloon Carlos
D'Anda als tekenaar.
Tegen die tijd was de lol er voor
mij wel vanaf. Aan alles merkte ik, dat het verhaal minder
doordacht was, dat subplots haastig werden opgelost en dat
de visuele pracht van de eerste nummers was uitgelopen op
een rommeltje. Eigenlijk was ook dat zo typisch eind jaren
negentig: in de trein richting het ravijn en feesten, maar!
Het waren goede tijden, dat is zeker.