Nog niet eens zo heel lang geleden
liep ik na middernacht door het centrum van Rotterdam. Het
was windstil, het was fris maar zeker niet onaangenaam en
hier en daar genoten nog wat mensen van een drankje op een
terras. Op de hoek van de straat stond een jongen met zijn
telefoon in de ene hand en twee blikjes bier in de andere
hand. Ik keek vol bewondering naar hoe hij zijn hand als een
klauw om de blikjes had geslagen. Eerst dacht ik dat hij het
ene blikje voor iemand anders vasthield, tot ik hem uit beide
zag drinken. Wat op zich al een hele kunst was.
Uit één van de vele
bruine cafeetjes kwamen drie meisjes tevoorschijn. De voorste
van het stel liep recht op me af. "Heb je een tampon?"
vroeg ze me, met in haar ogen een wanhoop die ik herkende
van lang geleden, toen ik als kleuter bij een oom en een tante
in de auto zat en heel nodig naar het toilet moest. Het was
een vraag waar ik even niet van terug had. Natuurlijk is het
vreselijk kut als je uit een café in het centrum van
Rotterdam bent geveegd en je zit dringend verlegen om een
tampon. Geen supermarkt die meer open is. Ik kan me voorstellen,
dat je dan willekeurige voorbijgangers aanklampt. Alles beter
dan je nieuwe broek en je dure lingerie verpesten.
Maar toch, vragen om een tampon is
wat anders dan vragen om een vuurtje. Met het vragen om een
vuurtje is menig vurige relatie begonnen, zeker vóór
de invoering van het rookverbod in openbare gelegenheden,
maar ik kan me niet voorstellen dat mensen vallen voor 'Heb
je een tampon?' als openingszin in een discotheek. Het is
ineens wel erg intiem. Daarbij gebruikt lang niet elke vrouw
een tampon. En ook niet echt onbelangrijk, een tampon is toch
redelijk geslachtsgebonden. Als de nood dan werkelijk zo hoog
is, na middernacht in het centrum van Rotterdam, dan vraag
je het zeker niet aan een man. Wat dacht dat meisje? Dat ik
een tampon in mijn portemonnee had?
Het erge is, dat ik door die avond
in Rotterdam nu wel precies weet waar in de supermarkt om
de hoek de tampons staan. Al heb je die dingen helemaal niet
nodig, na zo'n voorval ga je erop letten. Telkens als ik door
dat gangpad loop, móet ik er even naar kijken. Geloof
me, het is oneindig veel irritanter dan een liedje dat de
godganse dag in je hoofd blijft hangen. Nu krijg ik een liedje
altijd uit mijn hoofd door het hard neuriën van een ander
liedje. In het geval van het gangpad met tampons bestaat het
supermarktequivalent van neuriën van een ander liedje
uit het zo aandachtig mogelijk bestuderen van een ander gangpad.
Daarom stond ik een week later ineens bij de diepvriesproducten.
Mijn oog viel op de vissticks. Dat
was een soort jeugdsentiment, want ooit, lang geleden, was
ik een groot fan van vissticks. De visstick was het soort
traktatie dat ik kreeg na een lange dag in de auto bij mijn
oom en mijn tante. Waarschijnlijk als beloning omdat ik ondanks
de hoge nood niet op hun nieuwe bekleding had geplast maar
had gewacht tot het benzinestation. Glimlachend bij deze herinneringen
wilde ik een doosje uit het vriesvak pakken. Ja, lekker, ik
had wel weer eens zin in vissticks. Dat was echter gemakkelijker
gezegd dan gedaan. Het aanbod was sinds al die jaren namelijk
iets veranderd.
Tot mijn verbijstering was het complete
vriesvak gevuld met achtenzeventig verschillende soorten vissticks,
verpakt in identieke doosjes met slechts hier en daar een
ander opschrift of een andere schutkleur. Vissticks met broccoli,
vissticks met spinazie, met tomaat en mozzarella, vissticks
in de vormen van schnitzels en vissticks met omega 3. Ik zag
door de bomen het bos niet meer. Of misschien moet ik in dit
geval zeggen, ik zag door de vissen het water niet meer. Vroeger
had je gewoon één soort vissticks. Klaar. Meer
niet.
Ik was ook meteen spontaan de weg
kwijt in de supermarkt. Want waar was de uitgang? Waar waren
de kassa's? Een paniek maakte zich van mij meester. Kalm.
Kalm! Denk na! Wat was het laatste gangpad dat ik me kon herinneren?
Oh, ja. "Pardon," schoot ik een supermarktmeisje
aan dat de vakken aan het vullen was, "kun je me misschien
vertellen waar de tampons staan?"