De ochtend dat mijn arts zou opbellen
met de uitslag van mijn leverbiopsie, stuiterde ik als hyperactieve
kleuter door de kamer. Het was pure adrenaline, want veel
slaap had ik die nacht niet gehad. Als ik me met zulke wallen
onder mijn ogen op straat zou begeven, zou ik binnen één
minuut zijn aangesproken door minstens twaalf mannen die zich
chirurg noemen en mij een cosmetische operatie wilden aansmeren.
Twee wallen voor de prijs van één.
Als een piepkleine, tikkende tijdbom
lag mijn mobiele telefoon op het bureau. Eigenlijk had ik
liever een afspraak op de polikliniek gemaakt, maar toen mij
werd verteld, dat ik door onverwachte drukte pas na de kerst
weer terecht kon, stemde ik in met een telefonisch consult.
Want dat kon wél halverwege oktober, dik twee weken
na de biopsie. Van de ingreep zelf had ik nauwelijks last
gehad. De eerste avond was het pijnlijk en werd ik er bij
een beweging in bed aan herinnerd, dat die ochtend een arts
met een naald tussen mijn ribben had staan poeren, maar achtenveertig
uur later was ik alweer de hele dag in touw. Met als prachtig
excuus dat ik niet mocht tillen.
Twee weken lang had ik praktisch elk
nachtmerriescenario door mijn hoofd laten spoken. Want hoewel
het een briljante uitvinding is, dat internet, is het een
regelrechte ramp voor mensen die moeten wachten op de uitslag
van een medisch onderzoek. Wie met een blauwe teennagel naar
een huisarts gaat en eerst thuis googelt, heeft zichzelf binnen
het uur drie terminale aandoeningen aangepraat. Zo had ik
in mijn dromen elke nacht weer een andere leverziekte. Patiënten
die wachten op de uitslag van een onderzoek zouden eigenlijk
een internetverbod moeten krijgen.
Om vijf minuten over half negen rinkelde
mijn telefoon. Jawel, mijn mobiele telefoon rinkelt. Dat is
misschien gek, in een tijd van een oneindige voorraad downloadbare
ringtones en mensen die zelfs eerst een complete symfonie
van Beethoven afluisteren voor ze hun telefoon opnemen, maar
ik vind het wel zo duidelijk. Anders zit ik straks in bus
of trein en denk ik dat ik per ongeluk een nieuwe remix van
die ene song op mijn iPod heb gezet, terwijl dat achteraf
dan mijn telefoon bleek te zijn. Doe mij een duidelijk gerinkel
en ik neem op. Wat ik die ochtend dus ook deed. Meteen.
Mijn arts, een opgewekt man die patiënten
niet als vervelende bijkomstigheid van het vak maar als gelijken
ziet, kwam snel ter zake. De ziekte waar hij als eerste aan
had gedacht toen op de echo en de MRI-scan niets vreemds werd
gezien, een ziekte met zo'n moeilijke naam dat ik daar ook
in mijn dromen over was gestruikeld, de ziekte die hij als
slechtst mogelijke geval bestempelde, die was het niet. Pas
toen besefte ik, dat ik mijn adem had ingehouden. Het liefst
had ik onmiddellijk opgehangen en had ik de hele dag in mijn
eentje polonaise gelopen. Maar dat was misschien een beetje
onbeleefd geweest tegenover mijn arts. Hij was immers nog
aan het praten.
Hij had met vijf collega's plus het
afdelingshoofd naar de resultaten van mijn echo's, scans en
leverbiopsie gekeken en na uitgebreid overleg, raadplegen
van de nieuwste vakliteratuur en brainstormsessies waarbij
de juffrouw van de kantine tot drie keer toe een nieuwe kan
koffie moest zetten, kwamen ze tot de conclusie, dat ze het
ook niet wisten. De ongeneeslijke ziekte met die moeilijke
naam, dat was het niet, maar wat het dan wel was? En wat konden
ze verder doen? Van kruis tot nek opensnijden, dat was ietsje
extreem. Dan toch maar weer een afspraak voor bloedprikken.
Anderhalve week later wist ik nog
niet precies wat ik ermee moest. Het was geen slecht nieuws,
het was geen goed nieuws en dus ging ik in mijn dromen verder
met het lijstje leverziekten. Op een gegeven moment was ik
dat zat. Ik verlangde bijna terug naar een ouderwetse nachtmerrie
over een weerwolf of spook. En daar wilde ik best een handje
bij helpen, vandaar dat ik halverwege het downloaden van de
verschrikkelijkste horrorfilms was toen de post op mijn deurmat
plofte. Saaie rekening één. Saaie rekening twee.
En een envelop van het ziekenhuis.
Volkomen onvoorbereid las ik de korte
brief. Geen ochtend lang hyperactief gestuiter door de kamer.
Geen ingehouden adem. Maar wel die woorden. Wel dat vonnis.
Dat "na uitgebreide evaluatie en hernieuwde beoordeling"
de "in de lever gevonden afwijkingen alsnog wijzen"
op die ongeneeslijke ziekte met die moeilijke naam.