Mijn oren zijn vrij gevoelig. Altijd
al geweest, ook. Omdat ik als puber eigenlijk nooit naar kroeg
of disco ging, ontdekte ik dat pas, toen ik in de zomer van
1993 naar de Megafestatie in Utrecht ging en daar mijn trommelvliezen
aan scherven liet tetteren door de altsaxofoon van Candy Dulfer
en de uithalen van toen nog achtergrondzangeres Trijntje Oosterhuis.
Twee vrienden, die naast en voor me hadden gestaan, hadden
nergens last van. Ik had twee dagen het gevoel alsof ik onder
water leefde. De hoge pieptoon in mijn oor bleef een week
lang nagalmen.
Een jaar later kwam mijn eerste echte
concert. Dat was een concert van Janet Jackson in de Rotterdamse
Ahoy'. Ja, iedereen heeft zijn jeugdzonden waar hij niet voor
uit wil komen en dit is die van mij. Mijn eerste concert was
Janet Jackson. In de Rotterdamse Ahoy'. Dat is dus dubbel
pech. Slechter kun je het niet treffen. Een vriend en ik zaten
zo ergens in de tweede ring. Vanaf onze plek leek Janet op
een speelgoedpoppetje. Ironisch, als je bedenkt dat ze tegenwoordig
ook van dichtbij meer op een speelgoedpoppetje lijkt. Het
zit in de familie. Door de akoestiek van de Ahoy' bombardeerde
het kattengejank mij van alle kanten. Nog vijf dagen lang
trakteerden mijn oren me op een hels fluitconcert. Een fluitconcert
dat Janet verdiend zou hebben.
Daarna was het weer even gedaan met
concerten. En aangezien ik in die periode zo'n beetje de laatste
walkmanloze jongere was, werden mijn oren ook in het dagelijks
leven nog aardig gespaard. Tot ik twee jaar geleden, na een
emotioneel turbulente lente, een troostcadeau voor mezelf
kocht. Voor wie het niet weet: een troostcadeau is het psychologische
equivalent van het paard achter de wagen spannen. Jezelf een
beloning geven omdat je zo verdrietig bent, in de hoop dat
het daardoor beter gaat, in plaats van jezelf pas belonen
omdát het beter gaat. In mijn geval was mijn troostcadeau
de inmiddels beruchte limegroene muziekfabriek, een ouderwetse
iPod mini.
In het begin was het vooral de nieuwigheid
die dit digitale antwoord op de walkman aantrekkelijk maakte.
Toen dat voorbij was, bleef mijn gebruik ervan voornamelijk
beperkt tot het verkeer van woon naar werk en weer terug.
Op een treinrit van vijftien minuten zet dat weinig zoden
aan de dijk. Dat zijn net drie of vier songs. Het was duidelijk,
dat ik het als een luxeartikel behandelde, niet als eerste
levensbehoefte. Daar had ik vrede mee. Het was immers een
troostcadeau. Een troostcadeau moet achteraf een beetje onbenullig
zijn.
Bijna een jaar geleden kwam daar verandering
in. Met een vriendin die op meer dan anderhalf uur treinen
woont, werd mijn limegroene muziekfabriek ineens toch die
primaire levensbehoefte. Dankzij de dopjes in mijn oren kan
ik me de hele rit afsluiten voor huilende peuters, bellende
tieners, schaterende studenten met hun grote weekendtassen
en eenzame ouderen die dusdanig om een praatje verlegen zitten,
dat ze elke willekeurige passagier aanspreken en meteen als
hun beste vriend beschouwen. Dankzij de dopjes in mijn oren
hoor ik, voor het eerst in jaren, mijn gehele muziekcollectie
voorbijkomen en win ik per weekend drie uur leestijd. Tijdens
de eerste maanden van mijn relatie heb ik anderhalf jaar achterstallige
boeken en comics ingehaald.
Mijn oren zijn altijd gevoelig gebleven.
Soms, na een weekend waarin ik in de trein urenlang muziek
heb geluisterd, hoor ik even een piep. Maar het is niets vergeleken
bij Candy Dulfer of Janet Jackson. Als trommelvliezen biologisch
gezien ontmaagd kunnen worden, dan gaat die eer in mijn geval
naar deze dames. De details passen helemaal bij de gebruikelijke
horrorverhalen over de eerste keer. Want zeg nou zelf, wat
is afgrijselijker dan een ontmaagding bij de Megafestatie
(zonder meer het grootste mislukte jongerenfestijn van heel
Nederland) en in de Rotterdamse Ahoy' (ik ken parkeergarages
van zestig jaar oud die een betere akoestiek hebben)?
Iemand met gevoelige oren voor wie
de iPod een eerste levensbehoefte is geworden. Ja, ik houd
wel van een goede paradox. Maar nog meer houd ik van een mooie
symboliek. Mijn troostcadeau na de ene relatie brengt me nu
elke week naar mijn huidige relatie. Een paard achter de wagen
spannen, dat is soms zo gek nog niet.