Vanuit mijn ooghoeken zie ik haar
opduiken. "Mag ik je wat vragen?" zegt het meisje
met de gebreide trui. Ik ken haar vaag. Ze zit tijdens de
pauzes altijd met haar twee vriendinnen aan de overkant, vlakbij
de balustrade. Ze zit een klas hoger, wat betekent dat ze
vijftien is. Zestien, misschien al. Ik slik. Dat is heel oud!
"Zie je dat meisje?" Ze
wijst naar één van haar vriendinnen. "Zij
wil dus graag verkering met je, maar ze durft het niet zo
goed te vragen. En dus doe ik het nu voor haar, want jullie
lijken me echt elkaars type." Van verbazing kauw ik enkele
seconden langer op mijn boterham. Dan kijk ik haar aan en
zeg, "Nee, sorry, ik heb geen type."
Het moge duidelijk zijn, dat ik op
veertienjarige leeftijd van tact weinig kaas had gegeten.
Maar wát ik zei, daar sta ik nog steeds achter. Veel
mensen die ik ken, vinden dat ze een type hebben. Een type
waar ze zonder uitzondering als een blok voor vallen. De één
zweert bij blonde meisjes en de ander loopt alleen warm voor
jongens met kuiltjes in de wang. Zij wil een gespierde vent
met een goede kont, hij zoekt een slanke dame met grote borsten.
Daar moet ik altijd enorm om lachen, om die mensen die vinden
dat ze een type hebben. Want ik vind het flauwekul.
De reden dat ik niet geloof in het
hebben van een type, is de overtuiging dat iemand verliefd
wordt op een persoon, op een karakter. Uiterlijke kenmerken
doen daarbij niet terzake. Meisjes met donker haar en donkere
ogen, meisjes met blond haar en blauwe ogen; ik ben op alle
mogelijke combinaties verliefd geweest. Dan kun je zoeken
naar patronen, maar als je lang genoeg zoekt, vind je die
ook vanzelf. Dan krijg je onzinconclusies. Dan krijg je mafkezen
die uitsluitend vallen op meisjes bij wie de oorlellen aan
het gezicht vastzitten. Ik zou willen dat ik dit als extreem
voorbeeld had verzonnen, maar helaas, met zo'n mafkees heb
ik een jaar colleges gevolgd.
Daar liep ik dan, de man zonder type,
op die mooie lenteavond ergens eind mei. Ik had net de voordeur
achter me dichtgetrokken en haakte mijn pink in die van haar,
zij met die mooie lach, toen ik op het parkeerplaatsje aan
de overkant iemand uit een auto zag stappen. Het was mijn
overbuurvrouw, de gezellige dame met het heksenberoep, de
lieve meid die ik vorig jaar stiekem toch wel erg leuk vond,
maar met wie het contact wat is verwaterd sinds zij vorige
zomer een vriendje heeft opgedoken. Inderdaad, het was Hanneke.
Even terzijde, mijn overbuurvrouw
heet in het echt natuurlijk helemaal niet Hanneke. Het is
de naam die ik vorig jaar voor haar verzon, omdat ik dan een
bruggetje kon bouwen naar het 'Hanneke tanneke toverheks'
waar ik vroeger de zus van mijn beste vriend mee pestte. In
mijn columns gebruik ik van de mensen in mijn omgeving eigenlijk
nooit namen. Ik vind dat een kwestie van goed fatsoen, van
het respecteren van andermans privacy. Het gaat bij mij altijd
over goede vrienden en lieve vriendinnen, over kennissen en
collega's. Dat is bovendien erg handig wanneer iemand boos
wordt over mijn stukjes. Dan kan ik altijd zeggen, "Nee,
dit gaat niet over jou."
Zo groette Hanneke die geen Hanneke
heet mij, de man zonder type, maar ze keek toch vooral naar
haar, zij met die mooie lach, die stil terugstaarde. Het leek
een scène uit een vergeelde spaghettiwestern. Maar
waarom precies? Ik keek van de één naar de ander
en opeens zag ik het ook. Dat lange, donkere haar en de warme,
donkere ogen. De vorm van het gezicht, het slanke figuur,
ja, zelfs hun lengte was vrijwel hetzelfde. Alsof ze in een
spiegel keken. Het onderdrukken van mijn lach kostte moeite.
De man zonder type, die anderen belachelijk maakt omdat zij
heilig geloven in het bestaan van een type, deze man ontdekt
op een mooie lenteavond ergens in mei dat hij wel degelijk
een type heeft. Wat een cliché. Wat een vreselijk cliché.
Hierbij wil ik mijn excuses aanbieden
aan het meisje met de gebreide trui en de vriendin namens
wie ze zestien jaar geleden verkering vroeg. Ik heb wel een
type. Iederéén heeft een type. Zelfs mafkezen
die uitsluitend vallen op meisjes bij wie de oorlellen aan
het gezicht vastzitten. En misschien, heel misschien, was
dat meisje toen stiekem mijn type.