Vijfentwintig jaar geleden speelde
een jongetje met blonde haren op het strand. Hij was een uur
in de weer geweest met zijn schepje, zijn emmertje en zijn
speelgoedtractor, maar eindelijk was het dan klaar. Trots
keek hij naar zijn zandkasteel, met op elke hoek een toren
in de vorm van een omgekeerde emmer. Her en der verspreid
om hem heen zaten plukjes grote mensen, maar zij hadden geen
oog voor zijn zandbouwkundig hoogstandje. Zij lagen op hun
rug met hun ogen dicht te wachten. Waarop, dat wist het jongetje
met de blonde haren niet precies.
Op datzelfde strand, even verderop,
speelde een meisje in een fleurig badpak. Ze had haar speelgoedplatenspeler
voor zich neergezet en draaide een grote stapel gekleurde
speelgoedplaten. Trots keek ze om zich heen, op zoek naar
bewonderende blikken, verlangend naar een prachtig complimentje
over haar muzieksmaak, een opgestoken duim of desnoods een
knipoog. Ze zocht en ze zocht, maar de grote mensen keken
geen van allen haar kant op. Zij lagen op hun rug met hun
ogen dicht te wachten. Waarop, dat wist ook het meisje met
het fleurige badpak niet precies.
Zo speelden het meisje met het fleurige
badpak en het jongetje met de blonde haren op het strand.
Na een tijdje keek het meisje met het fleurige badpak om zich
heen. Ze strekte haar armen, gaapte languit en voelde zich
een beetje betrapt toen ze ontdekte dat het jongetje met de
blonde haren naar haar keek. Hij deed zijn duimen in zijn
oren en stak zijn tong naar haar uit. Ze vond hem stom, maar
stiekem vond ze zijn zandkasteel toch ook erg mooi. Het meisje
met het fleurige badpak veegde het zand van haar billen. Ze
stond op en liep naar hem toe.
Het jongetje met de blonde haren schrok
toen hij zag, dat het meisje met het fleurige badpak ook naar
hem keek. Snel draaide hij zich weer om. Even later klonk
een meisjesstem achter hem. "Ik vind jouw zandkasteel
heel erg mooi," zei het meisje met het fleurige badpak,
"maar jij bent stom." Met de bal van haar voet poerde
ze wat in het zand en ze keek naar haar hiel. Het jongetje
met de blonde haren stond op. Hij keek uitdagend in haar ogen
en liet zijn blik dwalen naar de speelgoedplatenspeler en
de stapel gekleurde speelgoedplaten verderop in het zand.
"Ik vind jou ook heel stom," sprak hij haastig,
"maar als ik even met jouw plaatjes mag spelen, mag jij
met mijn zandkasteel spelen." Dat vond het meisje met
het fleurige badpak prima. Ze glimlachte breed.
Het meisje met het fleurige badpak
had heel veel plezier met het zandkasteel van de jongen met
de blonde haren. Ze speelde en speelde, fantaseerde over koningen
en lieve prinsen en verzon verhalen over het romantische leven
aan het hof. Over witte paarden, gevaarlijke soldaten en grote
overstromingen. Verderop vergaapte het jongetje met de blonde
haren zich aan de collectie van het meisje met het fleurige
badpak. Ze had ook zo veel speelgoedplaten, in zo veel verschillende
kleuren. De één nog leuker dan de ander. Hij
wilde ze allemaal afspelen. En dat deed hij.
"Je hebt allemaal krassen op
mijn plaatjes gemaakt!" brieste het meisje met het fleurige
badpak toen het tijd was naar huis te gaan. "Jij hebt
mijn kasteel onder water laten lopen," huilde het jongetje
met de blonde haren zacht. "Ik vind je echt heel stom!"
Boos gooide hij zijn schepje in de modder. "En ik vind
jou nog stommer!" zei het meisje met het fleurige badpak.
Ze kneep fel in zijn arm. De jongen met de blonde haren pakte
zijn schepje, zijn emmertje en zijn speelgoedtractor. Het
meisje met het fleurige badpak pakte haar plaatjes en haar
speelgoedplatenspeler. Kwaad liepen ze van elkaar weg, de
andere kant op, naar pappa en mamma. Ze staken nog vlug de
tong naar elkaar uit.
Uiteraard is het verhaal hierboven
nooit echt gebeurd. Dat verklap ik dan meteen even. Geen verzinsels
meer in mijn columns, dat was immers mijn voornemen. Maar
het had gebeurd kúnnen zijn. Dan had ik kunnen zeggen,
dat de geschiedenis zich altijd herhaalt. Dat het geen toeval
was dat ik dit weekend drie hele krassen maakte op haar cd'tje
en dat zij pardoes mijn glas water omschopte. Dat zij mij
dan voor slungel had uitgemaakt en ik haar voor schobbertjebonk.
Dat we elkaar dan fel in de arm hadden
geknepen en opeens weer vijf en zes waren, daar aan het strand,
dat jongetje met de blonde haren en dat meisje met het fleurige
badpak. We kenden elkaar toen nog niet eens, maar het had
gekund. Zo voelt het althans wel. En dat is ook wat waard.
Toch?