Het was even schrikken, toen ik gisteren
de bus betrad en het provisorisch in elkaar geplakte mededelingenbord
boven de stoel van de chauffeur zag. Die avond was ik met
een vriendin op stap geweest en nadat ik bij de bushalte heerlijk
had kunnen uitwaaien, maakte ik gewapend met mijn mobiele
telefoon alvast plannen voor het weekend. De telefoon ging
net over op het moment dat ik instapte.
'Bus in, gsm uit,' stond in felrode
grote letters op het bordje. Vertwijfeld keek ik naar de chauffeur,
die op zijn beurt een strenge blik op mijn telefoon wierp.
Het was zo'n type dat je vaker in stadsbussen aantreft. Smoezelig
baardje, verbrand voorhoofd en bovenarmen die zo dik zijn
als mijn beide dijbenen naast elkaar. Het type dat je ervan
verdenkt dat hij bij chronisch bellende passagiers (misschien
is 'belhamels' in dit geval een toepasselijke term) niet de
strippenkaart afstempelt maar meteen hun ruggengraat herschikt.
Kortom, het type waar ik liever geen ruzie mee maak. Gedwee
borg in mijn telefoon op in mijn binnenzak en ik koos een
plekje ergens achter in de bus.
Tijdens de rit viel me op dat ik niet
de enige was die eieren voor zijn geld had gekozen. Waar een
gemiddelde bus tegenwoordig voor zesennegentig procent is
bevolkt met kwetterend belvolk, was het die avond zo stil
dat je een speld kon horen vallen. Zelfs de drie hoogblonde
tienermeisjes, die overduidelijk net terugkwamen van een zonnig
middagje strand en voor zeker anderhalf uur aan belminuten
stoere anekdotes aan al hun vrienden te vertellen hadden,
keken zwijgend voor zich uit. Ook ik wist van gekkigheid niet
wat ik nu moest doen. Normaal bel ik in de bus altijd met
de beheerder van mijn aandelenportefeuille, regel ik op welke
baan ik het maandelijkse potje golf met mijn accountant kan
spelen en laat ik mijn advocaat snel een straatverbod opstellen
voor enkele opdringerige fans. Maar nee, dat kon niet. Chagrijnig
keek ik naar buiten.
Het schijnt dat bellen in de bus behoort
tot de grootste ergernissen van de passagiers. Daar is een
heuse enquête over gehouden. Ik vraag me altijd af hoe
zoiets kan, als de enige Nederlanders zonder gsm vijf naar
schapenurine stinkende kunstgebitloze boeren uit St. Nicolaasga
zijn die nog nooit van hun leven per stadsbus hebben gereisd.
Misschien dat de mensen uit die enquête zich aan bellende
passagiers ergeren omdat ze dan zélf worden gestoord
in een goed gesprek? Geen idee, maar bellende mensen zijn
blijkbaar een bron van agressie. Nou, ik kan je verzekeren
dat niet mogen bellen in de bus ook een bron van agressie
is. Dat dáár geen onderzoek naar wordt gedaan!
De chauffeur mocht van geluk spreken
dat hij door het studentikoze Utrecht reed, waar een brutaal
opgeheven middelvinger of een halfdronken bedreiging het ergste
is wat hem kan overkomen. Dat is natuurlijk peanuts vergeleken
bij de verzengende hitte van Irak. Ik vermoed dat Qusay en
Uday Hussein hem graag een lesje hadden geleerd. Dat waren
nog eens belhamels! Ook zonder mobiele telefoon, trouwens.
De Kwik en Kwak van het Midden-Oosten zagen Bagdad als hun
eigen Duckstad. Regels zijn leuk, zolang ze niet op hen van
toepassing zijn. Overdag kattenkwaad uithalen, 's avonds een
frisse duik in het geldpakhuis van oom Dagobert.
Eigenlijk een mooi beeld. Qusay en
Uday waren de duivelse Sietse en Hielke van de Tigris, die
hun hand zelden omdraaiden voor een groepsverkrachting onder
het toezicht van de Republikeinse Garde, een wrede moordpartij
of een sadistische variant op traditionele bruiloftsspelletjes.
Een dikke chauffeur die het gebruik van een gsm in de bus
verbiedt, was zonder twijfel tien maanden later onherkenbaar
gevierendeeld langs de kant van de zandweg gevonden. We zullen
het echter nooit zeker weten, want de twee zonen van Saddam
zijn gisteren door Amerikaanse soldaten gedood. Hun Kameleon
zal nooit meer over de Eufraat razen en het zal 's avonds
nooit meer spoken in de straten van Duckstad.
Een schel gepiep haalde me uit mijn
gedachten, terug naar de bus die over de hobbelige wegen van
Utrecht denderde. Alle passagiers herkenden onmiddellijk het
geluid: een sms'je. Maar alle telefoons stonden toch uit?
We keken elkaar slaperig aan. "Godver," mompelde
de chauffeur terwijl het blauwe display zijn gezicht verlichtte,
"we eten alweer spruitjes."